Terug naar de basis vanuit het onderwijsmodel

Lees onze verhalen

about us

Terug naar de basis vanuit het onderwijsmodel

Welke leertheorieën liggen ten grondslag aan jouw onderwijs? Dat kan je bepalen in een onderwijsmodel. Met een dergelijk onderwijsmodel leg je niet alleen vast welke leertheorieën aan de basis van jouw onderwijs liggen, maar ook wat de verhouding tussen deze leertheorieën is en met welk doel je ze wilt inzetten.

Tijdens de huidige coronaperiode komen veel docenten erachter dat het verzorgen van online-onderwijs toch wel iets anders vraagt dan het geven van een les voor de klas. Het biedt meer mogelijkheden, maar werpt ook bepaalde beperkingen op. Door terug te gaan naar het onderwijsmodel dat ten grondslag ligt aan jouw onderwijsontwerp ga je terug naar de basis en kan je bepalen vanuit welke leertheorieën je digitaal en fysiek onderwijs zou willen aanbieden.

Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar het beroepsonderwijs zien we dat hier drie leertheorieën aan de basis staan van het onderwijs dat wordt gegeven. Hieronder licht ik deze even kort toe.


Het constructivisme

Dit is een stroming, waarbij leren wordt gezien als een actief proces van kennisverwerving. Een van de principes is dat leren een proces is van kennis construeren. Daarbij wordt voortgebouwd op de aanwezige kennis. Het leren vindt steeds meer onder de eigen verantwoordelijkheid van de leerling plaats. Dit is echter wel gradueel: de student moet leren eigen verantwoordelijkheid te nemen. Het is belangrijk om te leren in de context, een krachtige leeromgeving onmisbaar. De basis voor het constructivisme is terug te vinden in het werk van Jean Piaget.


Het sociaal-constructivisme

Het sociaal constructivisme kan als een aanvulling op het constructivisme worden gezien. Deze stroming ziet het leerproces eveneens als een actief proces van kennisverwerving. Hierbij wordt echter een sociale component toegevoegd. In een sociaal constructivistische setting leert men van en met elkaar. Tijdens het leren van nieuwe kennis wordt men sterk beïnvloed door de reacties en opvattingen van de sociale omgeving. In een onderwijssetting betekent dit dat studenten samen met medestudenten en docenten betekenis geven aan bepaalde begrippen, vakkennis en vaardigheden. De basis voor het sociaal-constructivisme is terug te vinden in het werk van Lev Vygotsky.


Het ervaringsleren

De student is niet een passieve kennisverwerver. De student kan pas waarde geven aan nieuwverworven vakkennis wanneer hij deze ook kan toepassen door te ervaren, proberen en te doen. Der ervaringsleren theorie gaat ervan uit dat mensen pas echt leren zodra zij zaken toepassen. Deze toepassingen zorgen immers voor ervaringen en het daarmee inzien van consequenties van het eigen handelen. Het maken van fouten en hiervan leren maakt hier als vanzelfsprekend onderdeel vanuit. De basis voor het ervaringsleren is terug te vinden in het werk van John Dewey.

Vanuit deze leertheorieën zou je een onderwijsmodel kunnen maken waarin je de onderwijstijd uiteenzet, gebaseerd op deze leertheorieën. Met onderwijstijd wordt de tijd bedoelt die een student op school besteedt. Hierbij wordt bijvoorbeeld binnen het mbo onderscheid gemaakt tussen Begeleide Onderwijstijd (BOT) en beroepspraktijkvorming (bpv). Traditioneel gezien wordt deze BOT-tijd op school of in een (gesimuleerde) praktijkomgeving onder begeleiding van een docent uitgevoerd en de bpv-tijd in de beroepspraktijk onder begeleiding van een professional uit deze beroepspraktijk. Momenteel geldt wettelijk gezien een richtlijn van 1000 klokuren voor de onderwijstijd per studiejaar. Hierbij kunnen de opleidingen zelf kijken naar de verhouding tussen BOT en bpv-tijd, mits de kwaliteit van de opleiding maar gewaarborgd wordt en er over de gehele linie van de opleiding tenminste 30% aan beroepspraktijkvorming wordt besteed.

Uiteraard staan de drie hierboven besproken leertheorieën constant in verbinding en vinden deze in alle mogelijk denkbare settingen plaats. Maar wanneer we grofweg kijken zijn de leertheorieën in bepaalde onderdelen uit de onderwijstijd overheersend.

Digitaal

Kijkend vanuit de constructivistische leertheorie is het verwerken van nieuwe kennis tot een nieuw “construct” in het hoofd van de lerende een proces dat intern bij de lerende plaatsvindt en dat moet aansluiten bij reeds bestaande voorkennis. Deze voorkennis is voor iedere student anders. Het opbouwen van een nieuw construct zal bij de ene student dus sneller gaan dan bij de andere. Het opzetten van digitale modules en leeractiviteiten die adaptief kunnen inspelen op de voorkennis van de individuele student bieden een mooie mogelijkheid om de studenten van maatwerk te voorzien. Daarnaast biedt het kansen om kennis tijds-, plaats- en persoonsonafhankelijk beschikbaar te stellen aan studenten. Op deze manier krijgen zij eigenaarschap over wanneer en waar de studenten tijd besteden aan hun leren.  Door tijdens het doorlopen van de digitale modules een docent op afstand beschikbaar te stellen voor het stellen van vragen kan het digitale onderwijs worden meegeteld als begeleide onderwijstijd.

BOT

Het geven van waarde aan nieuwverworven kennis gebeurt in een sociale setting waarbij met vakgenoten en medestudenten actief met elkaar aan de slag gaan met vakkennis en vaardigheden. Tijdens de begeleide onderwijstijd op school, online of in de praktijk wordt hier optimaal gebruik van gemaakt. Studenten worden uitgedaagd om in een veilige omgeving onder begeleiding van een docent actief

aan de slag te gaan met vakkennis en vaardigheden. Het opdoen van ervaringen, successen beleven en het leren van fouten staan hierin centraal. Docenten nemen hierbij de rol in van vakexpert of coach. De vakexpert inspireert studenten vanuit eigen praktijkervaring en/of kennis op een bepaald vakgebied en helpt hen bij het aanleren van nieuwe vakkennis en vaardigheden. De coach begeleidt de student in zijn ontdekkingstocht en groei naar de status van beginnend beroepsbeoefenaar.  Hierbij stelt de coach de persoonlijke groei van de student centraal.

BPV

Je weet pas echt of een beroep je past op het moment dat je het daadwerkelijk in de praktijk uitvoert: in een authentieke setting, met levensechte praktijk-vraagstukken vanuit echte klanten, cliënten en/of patiënten. Wanneer je onderdeel uitmaakt van een team met vakgenoten en/of begeleid wordt door een ervaringsdeskundige uit de praktijk. Tijdens de beroepspraktijkvorming doen studenten deze ervaringen op, leren zij van en met professionals en creëren zij een context waar zij nieuwe constructen in kunnen plaatsen en tegen af kunnen zetten.

Op basis van het bovenstaande kan je een schets maken van de opleidingstijd en het doel van de elementen binnen deze onderwijstijd: het onderwijsmodel.

Zo zou je bijvoorbeeld kunnen stellen dat je 20% van de onderwijstijd besteed aan het aanbieden van digitaal adaptief lesmateriaal dat aansluit bij de voorkennis van de studenten (constructivistisch), dat je de studenten 35% van de onderwijstijd in de bpv laat plaatsnemen om middels ervaringsleren te ervaren, te doen, successen te vieren en fouten te maken. En dat je vervolgens 45% van de tijd besteed aan sociaal constructivistisch onderwijs op school waarin je de studenten samen ervaringen vanuit de bpv en nieuwe kennis vanuit het digitale constructivistische aanbod met elkaar laat delen.


terug naar verhalen